vrijdag, november 24, 2006

Yassin's moeder

De half Nederlands half Marokkaanse Yassin (4) in de speelkamer van zijn kleuterschooltje te Rabat.

Twee jaar geleden hakten de Nederlandse moslima Wendy (31) en haar Marokkaans-Nederlandse man de knoop door: ze besloten naar Marokko te verhuizen, verkochten hun bedrijfje en bereidden zich voor op de grote stap. Maar terwijl Wendy tijdens een oriëntatie reis in Rabat een baan kreeg aangeboden, strandde haar huwelijk. Toch nam ze de nieuwe baan aan. Ze liet haar ex-man in Nederland achter en vestigde zich met haar zoontje Yassin in Rabat.

Marokkanen hier moderner
‘Ik had zin in die nieuwe baan. Bedacht, impulsief als ik ben, dat ik het wel in Marokko wilde proberen. Het leek me bovendien fijn om mijn scheiding in het buitenland te verwerken. De ouders van mijn ex-man begrepen er niets van. Waarom wilde ik mij als Nederlandse en als gescheiden vrouw in Marokko vestigen? Het traditionele denkpatroon van het Marokkaanse platteland waar zij oorspronkelijk vandaan komen, zit er bij deze Nederlandse Marokkanen nog helemaal in. Hun naar de stad getrokken familie in Rabat denkt veel moderner. Tussen de jongere neef Younes van mijn ex-man bloeit hier een mooie relatie op. We wonen in hetzelfde appartement en zijn ouders accepteren dat (ongetrouwd samenwonen is officieel verboden in Marokko). Younes heeft geen enkele opleiding afgerond en zou hooguit een baantje kunnen vinden dat zo’n 100 euro per maand oplevert. Dus ben ik kostwinner . Dat hij in ruil daarvoor zogenaamd ‘niet mannelijke’ dingen doet als koken, schoonmaken of mij helpen met mijn zoontje, vinden zijn ouders niet meer dan normaal.’

Meer acceptatie
‘Toen ik in Rabat kwam wonen was ik erg enthousiast over de Marokkaanse cultuur. Mensen zijn open en gastvrij, en vooral zoveel ‘makkelijker’ dan in Nederland. Bij de familie van Younes en vrienden kan ik op elk moment van de dag aankloppen. Ze zijn altijd bereid op m’n zoontje te passen. In Nederland is dat anders, daar wijken mensen niet zomaar van hun planning af. Hier komt het leven zoals het komt. Er is veel meer acceptatie. Alles gebeurt op straat. De mensen leven echt met elkaar, hebben ook veel voor je over. Toen ik laatst met hoge koorts thuis lag, bood de vader van Younes me aan mij naar het ziekenhuis te brengen. Hij had net zijn salaris van 2000 dirham (190 euro) binnen en wilde daarmee mijn behandeling betalen. Dat was natuurlijk niet nodig, ik ben verzekerd. Maar het gebaar was zo mooi.’

Teleurstelling
‘Toch brengt Marokko ook teleurstellingen. Bij veel contacten beginnen mensen vroeg of laat over een visum of Europa. Het geeft je het gevoel dat ze iets van je willen. De grootste problematiek hier is dat mensen zo weinig perspectief hebben. Ze willen weg, naar Europa of Amerika, denken dat het daar geweldig is. Dat zien ze in mij.

‘Ik mis de Nederlandse directheid. Marokkanen liegen makkelijker, ook omdat ze denken daar juist goed mee te doen. Vaak vloeit het voort uit schaamte. Wij denken: ‘je liegt, wat erg!’. Zij denken: ‘dat kan ik toch niet zomaar zeggen! Dan zou ik geen respect voor haar hebben.’ Ook de Nederlandse wereldse instelling mis ik, de internationale interesse. Hier leven ze echt louter in Marokko. Op de journaals draait veel om de koning.’

Aanpassen versus omslaan
‘Ik ben 100% Nederlands, maar mijn zoontje is ook deels Marokkaan. Ik wil dat hij dat beseft. Vooral wil ik dat hij wereldlijk wordt, accepteert dat mensen verschillend zijn. Ik pas me hier in Marokko aan. Omdat ik het leuk vind, van de cultuur wil proeven. Die cultuur is ook onderdeel van mij geworden. Maar dat ik niet volledig wil omslaan, begrijpt mijn Marokkaanse omgeving niet altijd. Zij verwachten dat je een keuze maakt. Dat hoeft van mij niet. Ik wil ook niet dat mijn kind kiest tussen of de Nederlandse of de Marokkaanse cultuur. Nee, ik wil dat hij eruit pikt wat hij mooi vindt.

Marokkaanse bruiloften vind ik prachtig, kan er helemaal in opgaan. Tegelijkertijd wil ik dat het eten om zes uur op tafel staat en mijn kind om half acht in bed ligt. Dat vinden de Marokkanen maar raar. Ze zijn helemaal verbaasd als ze ’s avonds om negen uur bij mij aankloppen en merken dat Yassin al slaapt. Bij hun thuis blijven de kinderen gewoon op tot ze in slaap vallen, misschien dat ze dan eens naar bed worden gebracht. Aan voorlezen doen ze niet. Ze zijn veel minder bewust bezig met het leerproces van hun kind.’

islam
‘Ik was 21 toen ik in Nederland mijn ex-man leerde kennen. De islam hoorde bij hem en daarom wilde ik er meer over weten. Ik verdiepte me erin en ontdekte aspecten die bij mij pasten. Ben altijd een heel druk persoon geweest. De Islam geeft me rust, wat joga voor een ander doet. Het geeft houvast en antwoorden op vragen. Ik haal eruit wat ik belangrijk vind, waar ik de logica van in zie. Marokkanen zijn vaak heel zwart-wit met het geloof opgevoed. Met regels: dat moet en dat mag niet. Dan vertelde ik bij vrienden AH-kip te hebben gegeten. Vonden zij niet kunnen, want het vlees was niet ‘halal’. Daar bracht ik tegen in dat het veel erger is je gastheer te beledigen door niet te eten wat hij je voorschotelt. We vroegen het na bij een imam en die gaf mij gelijk. Ik begreep ook maar weinig van al die Nederlandse meiden die direct na hun bekering een hoofddoek gingen dragen, maar bijvoorbeeld niet bidden. Terwijl het bidden één van de vijf zuilen is waar de Islam op rust. Die hoofddoek is belangrijk in het geloof maar maakt je nog geen moslima.’

Terug naar Nederland
‘Ja, ik wil terug naar Nederland. Ben er toch wel achter gekomen dat ik hier financieel en qua carrière weinig kan opbouwen. Nu verdien ik redelijk naar Marokkaanse maatstaven, maar in NL stelt dit salaris niets voor. Ik kan me hier geen huis met tuin veroorloven, terwijl Yassin toch echt een buitenkind is. Ik moet aan zijn toekomst denken en ik kan hem op deze manier niet bieden wat ik in gedachten heb.’

dinsdag, november 07, 2006





Medina van Fez, zaterdag 4 november 2006.

Marokko: fatalisme onder goedopgeleide jongeren.

Zonder connecties ben je nergens’. Of lijkt dat maar zo?

Volgens cijfers van de Marokkaanse overheid is 45% van de goedopgeleide stedelingen onder de 35 werkloos, een percentage dat ruim vier keer zo hoog ligt als het landelijke gemiddelde van 10.8%. De situatie is nog grimmiger voor opgeleide jongeren uit de arme volkswijken. Ze voelen zich buitengesloten van een systeem waar wie je kent, bepaalt wie je bent. Vaak richten ze hun pijlen louter op de overheid, terwijl die juist bezig is af te slanken. De particuliere sector moet de nieuwe banen genereren om de toestroom van jongeren op de arbeidsmarkt aan te kunnen. Socioloog en econoom Driss Guerreoui: ‘Jongeren moeten anders gaan denken. We hebben ondernemers nodig. De school, de familie, de politiek, ze moeten Marokko klaarstomen voor het nemen van risico.’

Leila, 31, loopt op haar sloffen door het appartement van haar ouders, gelegen aan de rand van één van de armere volkswijken van Rabat. Het is zaterdag, haar vrije dag. De rest van de week werkt ze voor 1800 dirham (170 euro) per maand 12 uur per dag als beveiliger bij een hotel in Rabat. Buiten is het stralend weer, maar Leila’s sombere verhaal doet je dat snel vergeten. Na het behalen van haar bachelordiploma rechten, solliciteerde ze vier jaar lang tevergeefs, waarna ze maar weer besloot verder te studeren. Ook met haar masters bedrijfskunde op zak vond ze geen baan op niveau. ‘Mijn vader deed alles om me te helpen, gaf zelfs smeergeld. Maar hij kende niet de juiste mensen. Het was weggegooid geld. Zo werkt het in Marokko, zonder connecties ben je nergens’.

Driss Guerreoui: ‘de veronderstelling dat je nauwelijks kansen hebt als je niet over een goed netwerk van relaties of genoeg smeergeld beschikt, zit diepgeworteld in de mentaliteit.’ Bepaalt dit patronagesysteem dan niet voor een belangrijk deel nog de verhoudingen in Marokko? ‘Die kant bestaat, maar er is ook een andere werkelijkheid die jongeren weigeren te zien: de opkomst van een bruisende particuliere sector van ondernemers die de wet respecteren.’

Ook Leila blijkt haar banenzoektocht vier jaar lang louter op de overheid te hebben gericht: ‘werken bij het rijk geeft zekerheid, een pensioen, maar vooral ook prestige. Dan kan je als aanspreekpunt voor je omgeving fungeren, zaken voor je familie en vrienden regelen.’ Het patronagesysteem waar ze zich slachtoffer van voelt, lokt tegelijkertijd.

Guerreoui vertelt hoe hij namens de regering onderhandelde met de ‘gediplomeerde werklozen’, zoals de groep werklozen jongeren zich noemt die tot voor kort bijna dagelijks voor de hekken van het parlement protesteerde. Volgens hem eiste de meerderheid een baan bij de overheid. ‘Het heeft vier jaar onderhandelen gekost om hen duidelijk te maken dat de oplossing van hun situatie niet ligt bij het scheppen van meer overheidsbanen, maar bij het creëren van meer ondernemingszin’. 4 september kwam het dan eindelijk tot een akkoord tussen de regering en de actievoerders. De belofte binnen een jaar een groep van 865 gediplomeerde werklozen aan een baan bij de overheid te helpen heeft daar zeker aan bijgedragen. Maar daarnaast is ook afgesproken meer programma’s te ontwikkelen om de ondernemingszin onder jongeren te stimuleren.

Het in juli gelanceerde Moukawalati programma past in dat streven. Het biedt jongeren met een baccalaureat diploma of meer op zak, financiering en begeleiding bij de opzet van een klein bedrijf. Stuwende kracht achter dit initiatief is Koning Mohammed VI die met zijn initiatief voor de ontwikkeling van de mens, de armoede, werkloosheid en sociale uitsluiting in Marokko wil aanpakken.

Souad, 34, afgestudeerd accountant, behoort tot de eerste groep geselecteerden die in Rabat meedoet aan het programma. Ze vertelt hoe ze altijd al een eigen bedrijfje wilde beginnen, maar op moest boksen tegen de druk van haar ouders, die haar het liefst zagen werken bij de overheid; ‘in hun optiek de juiste werkomgeving voor een net meisje. Ze waren bang dat ik me in het bedrijfsleven met te veel mensen van verschillende pluimage zou inlaten’. Op haar 31ste kon ze bij een nichtje intrekken en haar ouderlijk huis verlaten. ‘Ik heb me van mijn familie, met hun achterhaalde ideeën, moeten los worstelen om mijn eigen dromen te kunnen najagen.’

Souad wil goedkoop cement gaan vervaardigen in het kader van de vele bouwprojecten om mensen uit sloppenwijken betere woningen te bieden. Ook dertiger Abdelkarim kiest voor de bouw. Hij wil zijn ervaring als technicien inzetten voor de opzet van een bedrijfje met koperslagers, elektriciens en loodgieters: ‘ik heb een groep van 10 werkloze jongeren uit mijn volkswijk opgetrommeld die staat te trappelen om met mij aan de slag te gaan.’ Souad en Abdelkarim zijn beide verguld met hun selectie in het Moukawalati programma . Abdelkarim: ‘Ik wil een voorbeeld zijn voor mijn buurtgenoten, de jeugd de boodschap meegeven dat ze vertrouwen moet hebben in zichzelf, meer op de lange termijn moet denken, en vooral positief moet blijven.’

Het zijn opbeurende woorden, maar feit blijft dat Marokko kampt met een generatie jongeren, zeventig procent van de bevolking is jonger dan 35, die maar moeilijk aan werk kan komen. Professor Noureddine El Aoufi, verbonden aan de universiteit van Rabat, deed onderzoek naar de oorzaken hiervan. ‘Die zijn complex en uiteenlopend’, zo legt hij uit. ‘Het onderwijssysteem moet beter toegespitst worden op de behoeften van de markt.’ Vooral in het staatsonderwijs, traditioneel meer gericht op uit het hoofd leren, zouden studenten niet de juiste competenties ontwikkelen, zoals creatief denken, essentieel voor ondernemen. Hervormingen zijn drie jaar geleden in gang gezet om het onderwijssysteem beter te laten aansluiten op de arbeidsmarkt en internationale normen.

Dan is er de mentaliteit van de jongeren zelf: ‘ze moeten actiever zoeken, zich flexibeler opstellen, en niet verwachten dat de staat hen wel een baan geeft’. Dat er fatalisme onder veel jongeren heerst, kan El Aoufi wel plaatsen. ‘Je sociale achtergrond bepaalt voor een belangrijk deel je kansen in Marokko’. Zo vinden volgens hem jongeren die geschoold zijn aan de dure privé scholen of over een goed netwerk beschikken ongetwijfeld makkelijker een baan dan afgestudeerden uit het staatsonderwijs. ‘Ik zou bijna willen spreken van nihilisme onder arme jongeren, de idee dat het geen zin heeft je best te doen.’ Toch is El Aoufi overtuigd dat de ingezette hervormingskoers uiteindelijk meer gelijkheid op de arbeidsmarkt in Marokko zal brengen.

woensdag, oktober 11, 2006

‘Vier jaar achter elkaar sleepte ik mezelf naar het toelatingsexamen voor de gendarmerie. In de examenhal zag ik om me heen lege stoelen, van jongens die dankzij connecties of steekpenningen toch wel toegelaten zouden worden. Mijn goede beheersing van het Frans, formeel een belangrijke voorwaarde voor toelating, was mijn troef, dacht ik. Toen ik voor de vierde keer zakte, begon mijn vader aan mijn Frans te twijfelen. Ik gaf hem de kladversie van mijn examen en zei: ‘Pap, laat dit door een willekeurige leraar Frans nakijken. Geeft deze persoon me een cijfer lager dan een 8, dan ligt het niet aan de corruptie maar aan mijn Frans dat ik steeds zak’. Mijn vader deed wat ik hem vroeg en zei na afloop: ‘Jongen, het spijt me. Als Allah de deur voor je dichtslaat, opent hij die weer voor iemand anders. Jouw kans komt nog.’

Het tij is nu gekeerd voor Ahmed, 25 jaar, opgegroeid in één van de armste wijken van Rabat. Hij ontvangt me in zijn appartement, waar hij samenwoont met zijn Ierse vriendin Eve. Ze ontmoetten elkaar een jaar geleden. Zij zag in hem de jongen die hij is: vol levensenergie, intelligent en met een grote talenknobbel. Ze introduceerde hem bij haar NGO, waar hij nu een gewaardeerde kracht is. In vloeiend Engels staat hij me te woord.

‘De wijk waar ik vandaan kom noem ik ‘de beschaving’. Als je door de uitzichtloosheid, de criminaliteit, de verloedering heen kijkt, zie je het potentieel aan menskracht. De zwerver die uit de vuilnisbak etensresten vist, kan zomaar een hoogopgeleide ingenieur zijn.’

Volgens studies van de Marokkaanse overheid ligt het werkloosheidspercentage onder jongeren tussen de 25 en 34 jaar in de Marokkaanse steden ruim twee keer zo hoog als het landelijke gemiddelde: 26.2% tegen 11.6%. De situatie voor gekwalificeerde jonge stedelingen van lage sociale afkomst, met een baccalauréat-diploma of meer op zak, is nog een stuk grimmiger. Al ontbreken daarover precieze cijfers.

Dankzij hervormingen in het staatsonderwijs konden veel van deze jongeren uit de armere wijken de middelbare school doorlopen. Of, zoals voor Ahmed en zijn oudere zus geldt, het zelfs tot de universiteit schoppen. Ze zijn de hoop van de familie maar moeten als ze eenmaal de arbeidsmarkt betreden vaak een bittere pil slikken. Stijgen op de sociale ladder via onderwijs is in Marokko nog altijd een praktisch onhaalbare kaart.

Ahmed: ‘Mijn middelbare schooltijd was de mooiste periode uit mijn leven. Ik excelleerde in Engels en Frans, raakte geïnteresseerd in filosofie en literatuur. Maar mijn vertrouwen in de toekomst kreeg een flinke deuk toen mijn zes jaar oudere zus op zoek ging naar werk. Met haar bachelordiploma op zak was ze vast besloten bij te dragen aan het familie-inkomen, de 1200 DH (110 euro) die mijn vader per maand verdiende. Ze solliciteerde zich suf, maar al haar pogingen strandden. Mijn vader deed wat hij kon om haar te helpen. Betaalde de dure stempels en postzegels waar alle sollicitatieformulieren van moesten zijn voorzien. Gaf zelfs steekpenningen. Maar hij kende niet de juiste mensen. Het was weggegooid geld. Uiteindelijk besloot mijn zus om maar verder te studeren, in de ijdele hoop op die manier haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.”

Ahmed’s zus heeft haar rechtenstudie inmiddels afgerond. Maar een baan op niveau kon ze daarmee niet vinden. Ze werkt twaalf uur per dag, zes dagen per week, als beveiliger bij een hotel, voor een schamel loontje.

Ongeveer 70% van de Marokkaanse bevolking is onder de 35 jaar oud. Dit percentage zal in de toekomst toenemen, zo is de verwachting. Intussen is de economische groei te gering om genoeg nieuwe banen te genereren voor deze toestroom aan jonge mensen. Dat betekent moordende concurrentie onder het grote aantal opgeleide jongeren, de vrucht van de eerdere hervormingen in het onderwijsstelsel.

Vooral jongeren wier ouders niet de dure Franse of privé scholen kunnen betalen, die geschoold zijn in het publieke stelsel, delven het onderspit. De Marokkaanse overheid is zich terdege bewust van dit probleem. In analyses zoekt zij de verklaring in het staatsonderwijs, dat deze jongeren niet goed zou voorbereiden op de arbeidsmarkt. Werkgevers zouden liever kiezen voor kandidaten van de Franse of privé-scholen, omdat zij over meer kennis en betere vaardigheden zouden beschikken. Wat niet wordt benoemd is dat deze elitejeugd óók een beroep kan doen op betere connecties. En dat goede connecties essentieel zijn om te slagen in een maatschappij waar cliëntelisme de verhoudingen nog steeds voor een belangrijk deel bepaalt.

Ahmed: ‘Op een gegeven moment voerde ik niets meer uit op de universiteit. Wat voor zin had het? Niemand uit mijn omgeving, mijn zus voorop, leek ook maar iets te hebben aan een universiteitsdiploma. Ik was boos op het systeem. Gefrustreerd.’

Hij staakte zijn studie en ging op banenjacht, maar verviel van de ene in de andere teleurstelling. Hij beschrijft hoe een accountant hem een klus aanbood. Simpel typewerk, dat goed zou verdienen, al wilde de man daar niet specifiek over worden. ‘Ik trommelde een groep werkloze vrienden op, waaronder een aantal computer specialisten. We werkten zes weken lang tot in de vroege uurtjes, verbeterden zijn hele administratiesysteem. Zonder ook maar een greintje gewetenswroeging gaf hij mij na afloop voor deze klus 850 dirham (78 euro). Mijn vrienden kregen nog minder. Ze smeekten de man om dan tenminste een aanbevelingsbrief te schrijven, waar zij hun CV mee konden oppoetsen. Maar hij was onvermurwbaar.’

Deze ervaring was voor Ahmed de druppel. Hij gaf de strijd op. De criminaliteit lokte. Het had weinig gescheeld of hij was een erg donker pad ingeslagen. Zijn moeder kon hem er nog net van weerhouden.

‘En toen ontmoette ik op een mooie dag Eve en veranderde alles. Ik verdien nu relatief goed, ontwikkel me weer, voel me de koning. Terwijl wat ik nu heb eigenlijk zo doorsnee zou moeten zijn: een bescheiden inkomen en een eenvoudig appartement waar ik met mijn geliefde woon.’

maandag, oktober 02, 2006

Zeven uur ’s avonds en we rijden door een donkere en verlaten stad. Rabat lijkt veranderd in een spookstad. Maar we weten ook dat in miljoenen huishoudens familie en vrienden nu gemoedelijk bij elkaar zitten om het vasten te breken. Het is bijna iets om jaloers op te zijn. De sfeer van verbondenheid, de gemeenschapszin die de 'heilige maand' Ramadan met zich meebrengt.

Elf uur ’s ochtends en ik loop door een drukke winkelstraat. Uit automatisme grijp ik naar de waterfles in mijn tas voor een snelle slok. Dan besef ik….Ramadan!, kijk om me heen, alle café’s en restaurants gesloten. En niemand temidden van de winkelende menigte die ook maar iets van een handeling verricht die riekt naar orale consumptie. Zo onopvallend mogelijk neem ik toch een slok. Het voelt stiekem en verboden.

Half elf ’s avonds en we rijden terug naar huis van een etentje. Normaal een redelijk rustig tijdstip. Nu staan we nog net niet in de file. Volgepropte auto’s, lachende gezichten. Het stadspark één grote sociale trekpleister. Groepjes vrouwen die er gearmd flaneren, terwijl de mannen hen vanuit de bankjes gadeslaan.

Collectief afzien overdag, ‘s avonds feestelijk de schade inhalen. Indrukwekkend hoe een maatschappij een maand lang zo’n totaal ander ritme kan aannemen. Het schept een vrolijke sfeer van verbondenheid die ons westerlingen bijna vreemd is. De enige associatie die deze sfeer bij mij oproept is er één die een wel heel hollands referentiekader verraadt: de sfeer van koninginnedag, als elke landgenoot je vriend is, omdat je met elkaar het oranje gevoel deelt. Maar dat duurt maar één dag. En een nationale feestdag is heel wat anders dan een religieuze vastenmaand.

donderdag, september 21, 2006

Over een paar dagen begint de Ramadan. Voor de vrouwen een gelegenheid om zich in hun mooiste gewaden te laten zien. Inspiratie kunnen ze halen uit de modetijdschriften, die deze maand de nieuwste Djellaba en Kafta-creaties tonen, of de vele modeshows die de afgelopen twee weken plaatsvonden. Hierboven een foto van de modeshow “Djellaba 2006”, waar de Marokkaanse haute couture in de magische omgeving van het “Palais Tazit” te Rabat haar nieuwe collecties presenteerde. Als leek in modeland, viel mij vooral de mooie vermenging van traditionele en moderne accenten op.

dinsdag, september 19, 2006

Hoe moet ik als vrouw hier het gesis, geroep, commentaar, het staren, kortom het “gehassle” door mannen op straat interpreteren?

Er zijn verschillende gradaties. In gezelschap van een man vang ik hooguit hier en daar een indringende blik op. Loop ik alleen, of samen met een andere vrouw, dan is de bepalende factor het soort wijk. In mijn bourgeois buurt Agdal word ik nauwelijks lastig gevallen. Niet meer dan wat gestaar en sporadisch wat geroep als “psss… chérie!....Madame ou encore Mademoiselle?”. In het centrum, maar vooral in de wat meer volkse, armoedige buurten, waar Westerse vrouwen zich weinig vertonen, voegt zich daar de variant aan toe van mannen die me zomaar aanspreken. “Waar komt u vandaan? Wat heeft u mooie ogen! Zin om even koffie te drinken?"

“Nadine, il y aura toujours les regards et les petits remarques”
[1], aldus mijn Marokkaanse lerares Frans Soumia. Kortom, accepteer het gehassle als iets wat nou eenmaal bij deze mediterrane cultuur hoort. En ja, zo kan je het zien. Dan besef ik dat ik van de Nederlandse mannen ook wel het compleet tegenovergestelde gedrag gewend ben. Zoals een half Italiaanse half Nederlandse, die ik hier tegenkwam, het verwoordde: “In Nederland voel ik me een onzijdig wezen. Geen man die naar me kijkt. Terug in Italie, voel ik me dankzij het ‘ciau bella!’-geroep tenminste weer vrouw”.

Of moet ik het gehassle, vooral in de aanspreekvariant, juist opvatten als een grove belediging? Dat is de visie van de Nederlandse cultureel antropologe Angela. Zij woonde maanden in bij een eenvoudige Marokkaanse familie, midden in de medina van Fez, waar ze met haar blonde verschijning een niet aflatende portie hassle over zich heeft heen gekregen. Inmiddels is ze volleerd in het verbaal compleet afpoeieren van mannen die haar op straat aanspreken, in Marokkaans Arabisch en al. “Een Marokkaan hoort niet zomaar een onbekende vrouw op straat aan te spreken. In de Arabisch Islamitische cultuur is dat een teken van gebrek aan respect. Dat doet een man alleen bij hoeren. Hoe eenvoudiger de afkomst of hoe traditioneler, hoe sneller een man zal zijn opgegroeid met het idee dat Westerse vrouwen ‘makkelijk’, eigenlijk gewoon hoeren, zijn. Dus als ze je aanspreken op straat, weet je hoe ze je zien en waar ze op uit zijn”.

Deze theorie toets ik bij mijn werkster Fatima, die als eind twintiger met haar moeder midden in een armoedige volksbuurt van de zusterstad van Rabat, Salé, woont. Uit haar reactie maak ik op (onze communicatie in een mengelmoes van Frans en Marokkaans verloopt nog wat moeizaam) dat mannen ook naar haar, een Arabische vrouw, sissen en roepen. “Maar hoe denken ze over Westerse vrouwen?”, probeer ik. En dan begint ze een niet helemaal goed te volgen betoog, waarin ze ‘het Westen’ en ‘aids’ herhaaldelijk in een en dezelfde adem noemt, en vertelt dat de overheid koppels die willen trouwen verplicht een aids-test laat afnemen. Interessante associaties roept het begrip “Westerse vrouw” bij haar op.

Ik snijd het onderwerp aan bij mijn vaste taxichauffeur Driss. “Wat denk je nou dat die mannen van me willen als ze me aanspreken?” Driss: “Een visum, een toegang tot een nieuw leven. Of ze zijn gewoon nieuwsgierig, geïnteresseerd, willen opscheppen tegen hun vrienden dat ze een Nederlandse vrouw hebben ontmoet. En… wie weet wat daar van komt!”. Driss is te veel gentleman om de hoertheorie in de mond te nemen. Maar in zijn woorden zit ook zeker een kern van waarheid.

Al bladerend in de Citadine, een tijdschrift dat zich richt op de werkende Marokkaanse vrouw, tref ik een lezersoproep. Of de redactie niet eens aandacht kan besteden aan “een groot probleem van onze samenleving, de seksuele intimidatie van vrouwen op straat. Wat hebben vrouwen aan de versterkte vrouwenrechten, als ze al na een paar stappen op straat de vernedering moeten ondergaan van wellustige blikken of het gesis als zouden ze beesten zijn?”

Ik ben er wel over uit. Het gehassle is onderdeel van deze cultuur en richt zich net zo goed op de Marokkaanse vrouw. Maar bij een Westerse vrouw wordt de overstap van staren of sissen naar zomaar aanspreken ongetwijfeld makkelijker gemaakt. Vanuit de veronderstelling dat deze vrouw, laten we zeggen, wat meer benaderbaar is. Ook omdat het gaat om een niet-Arabische vreemdeling, waar de sociale controle van de omgeving zich minder op richt.

Ik doe mijn best het gehassle als cultureel gegeven te accepteren en ontwikkel een hele techniek om ermee om te gaan. Bij gesis en gestaar stug doorlopen en doen alsof ik er niets van merk. Bij aanspreken vriendelijk blijven, doch het gesprek zo snel mogelijk afkappen. Lastig, want vriendelijkheid wordt snel opgevat als welwillendheid. Het is wachten op het moment dat ook ik compleet uit mijn slof schiet. En ook dan zou ik een averechts effect kunnen verwachten. Cultureel antropologe Angela: “Het ‘weigeren’ wordt ook als aanmoediging gezien, omdat dat juist ‘aantrekkelijk’ is aan een vrouw. Een ‘makkelijke vrouw’ is niet meer dan een hoer.”


[1] In trant van: er zullen altijd wel mannen zijn die staren of opmerkingen naar je maken.

dinsdag, september 12, 2006

“2éme Festival du film de femmes à Salé”, 5-9 september.

Een menigte van nieuwsgierigen krioelt voor de hekken bij de ingang van het “Festival du film de femmes à Salé”. Politieagenten en militairen staan klaar om hen waar nodig hardhandig opzij te duwen, zodat de VIP-gasten een waardig entree op de rode loper gegarandeerd is. Ik overpeins de beste tactiek om ons een weg door deze menigte te banen. Verspilde denkkracht, want al snel verschijnt een agent om ons door de mensenmassa naar de rode loper te begeleiden, waar wij met alle égards ontvangen worden. Danken wij deze VIP-ontvangst aan ons Europees uiterlijk? Ik vermoed het. Mijn uitnodiging voor de opening van het festival heb ik in elk geval niet hoeven tonen.

Podium, uitschuifbaar (buitenlucht) filmscherm en tribune staan opgesteld voor de poorten van de middeleeuwse stadsmuren van Salé. In de schemering van de invallende avond professioneel met verschillende spots belicht. Lounge muziek met Arabische accenten klinkt op de achtergrond. Het effect is betoverend.

Een schare hoogwaardigheidsbekleders en bekendheden, van ministers tot Marokkaanse televisie- en filmsterren, betreedt gestaag de rode loper. De pers zwermt om hen heen. Als twee uur later de met veel spektakel gelanceerde openingsceremonie is afgerond en datgene begint waar het festival om draait, de openingsfilm (“North Country”), verlaten de vips weer het festival. “Acte de présence” geven was kennelijk het doel van hun aanwezigheid, de film een bijkomstigheid.

De show erom heen belangrijker dan de films zelf? Telt de vorm meer dan de inhoud? Dit lijkt het patroon. De volgende dag begeven mijn vriendin en ik ons naar het cultureel centrum van het stadje Sala al Jadida, net buiten Salé. Salé beschikt niet over bioscopen, waardoor de organisatie ervoor koos hier de dagfilms van het festival te draaien. We zijn te laat en verwachten midden in de film te vallen. Maar nee, door technische mankementen is de film (“Maria full of grace”) pas net begonnen. Na een uur hapert de apparatuur en valt de film uit.

Buiten spreken we een Nederlands jurylid. Zij vertelt ons dat het zo de hele dag met de filmvertoningen is gelopen. De jury zal uiteindelijk de meeste films in het hotel moeten gaan bekijken, omdat de apparatuur voor de publieke vertoningen het laat afweten. Maar lovend is ze over de koninklijke behandeling die zij als lid van de internationale jury krijgt; overnachting in 5 sterren hotel, vlucht naar Rabat, luxe diners, etc.

“Een iets minder luxe behandeling had geld opgeleverd voor de aanschaf van betere apparatuur”, merkt de Nederlandse niet geheel onterecht op. Maar we zijn het erover eens dat de Marokkanen in de presentatie, het showelement, erg goed zijn. Daar zouden wij Nederlanders nog heel wat van kunnen leren. En vanuit die gedachte genieten wij zaterdagavond van de slotceremonie van het festival, waar de rituele dans van groot spektakel en het zien en gezien worden zich weer herhaalt. Toch rijst er die avond ook hoop voor de inhoudelijke kant. De burgemeester van Salé kondigt de bouw aan van drie bioscopen in zijn stad, die volgend jaar als lokatie moeten dienen voor het derde filmfestival van Salé. Loze beloftes of oprechte voornemens?

Voor meer informatie over het festival, zie ook www.maghrebarts.ma/cinenews/060910.html.

maandag, september 11, 2006

17 augustus

Het lijkt zo simpel. Achter de laptop kruipen en tikken maar. Over mijn eerste indrukken. Genoeg materiaal, want alles is nieuw. Een nieuwe woonplaats, Rabat. Een nieuw appartement, inmiddels half ingericht. Een nieuwe buurt, Agdal. Levendig, vol café’s, winkels, instituten, bedrijfjes, paraderende jonge vrouwen. Veel schaarser gekleed dan ik voor mogelijk had gehouden. Een buurt van de Marokkaan uit de welgestelde middenklasse, die niet in een villa wil wonen of zich dat nog niet kan veroorloven. Althans, dat is zo mijn inschatting. Alles is nu nog ‘mijn inschatting’, want in de paar dagen die ik hier nu vertoef, is Soumia, mijn lerares Frans, vooralsnog de enige bij wie ik mijn observaties heb kunnen toetsen.

Misschien verklaart deze zo ervaren onwetendheid mijn schroom om te beginnen met schrijven. Geen valide excuus, want in de Arabische wereld zul je nooit helemaal het punt bereiken waarop je echt weet wat er in de samenleving speelt. Tenminste, dat is de boodschap uit Joris Luyendijks’ boek “Het zijn net mensen, beelden uit het Midden Oosten”, over zijn vijfjarige correspondentschap vanuit het Midden Oosten. Hij beschrijft hoe hij het liefst “Ik weet het niet, ik weet het niet, ik weet het niet!” had geroepen, als hij voor het NOS Journaal ontwikkelingen in Egypte, Irak, Syrië of de Palestijnse gebieden moest duiden. Onafhankelijke statistieken om zijn analyse te staven waren in deze semi-dictaturen niet voorhanden. Daarom kwam volgens hem rapporteren over wat in die landen op macro niveau gaande was, neer op gissen. Dat zal in Marokko anders zijn, maar wellicht niet eens zoveel.

Lerares Soumia zei: “de werkloosheid is hier overal”. Ik vroeg haar naar het percentage. 30% van de inwoners toch? Dat had ik ergens gelezen. “Ach, aan dit soort cijfers heb je niets” was haar reactie. De overheid manipuleert statistieken. “Ze zeggen wat hun uitkomt” . Vanaf zijn troonbestijging in ’99 heeft Koning Mohammed VI de ‘democratie willen invoeren’. En ja, sindsdien is in Marokko heel veel ten goede veranderd. Meer rechten voor de vrouw, amnestie aan politieke gevangenen, een waarheidscommissie waar de slachtoffers van de onderdrukking onder het regime van voormalig Koning Hassan hun verhaal kunnen doen. Maar een koning die besluit de democratie in te voeren, is dat niet een contradictio in terminis?

Intussen blijft naast een langzaam steeds onafhankelijker en kritische pers, een krant als “Le Matin” het boegbeeld van de Marokkaanse pers. De koppen vormen een lofzang op al het goeds dat Mohammed VI zijn land brengt. Ook zijn er nog steeds Marokkaanse televisiezenders die zonder tegensputteren integraal de reportages van Koningsactiviteiten overnemen, die de persdienst van het hof hen aanlevert. Lokale autoriteiten trommelen in no time volksmassa’s op, om de koning met aangereikte vlaggetjes en foto’s met zijn portret toe te juichen, zodra hij hun stad bezoekt. Deze kenmerken van de grote persoonlijkheidscultus rondom Mohammed VI worden deze week beschreven in het hoofdartikel van het kritische blad TelQuel. Tussen de regels klinkt kritiek door op het voortbestaan van deze idolatrie, die de opbouw van een ware democratie in de weg zou staan. Indirect wordt de koning verweten dat hij niet genoeg doet om deze persoonlijkheidscultus tegen te gaan.

Een gedurfd artikel dus, dat in een echte dictatuur niet zou verschijnen. Dat geeft hoop voor mijn plannen om over Marokko te schrijven. Misschien dat ik de statistieken niet vind om mijn observaties met achtergrondinformatie te staven. Mensen die vrijuit hun mening durven geven zijn er wel.