woensdag, oktober 11, 2006

‘Vier jaar achter elkaar sleepte ik mezelf naar het toelatingsexamen voor de gendarmerie. In de examenhal zag ik om me heen lege stoelen, van jongens die dankzij connecties of steekpenningen toch wel toegelaten zouden worden. Mijn goede beheersing van het Frans, formeel een belangrijke voorwaarde voor toelating, was mijn troef, dacht ik. Toen ik voor de vierde keer zakte, begon mijn vader aan mijn Frans te twijfelen. Ik gaf hem de kladversie van mijn examen en zei: ‘Pap, laat dit door een willekeurige leraar Frans nakijken. Geeft deze persoon me een cijfer lager dan een 8, dan ligt het niet aan de corruptie maar aan mijn Frans dat ik steeds zak’. Mijn vader deed wat ik hem vroeg en zei na afloop: ‘Jongen, het spijt me. Als Allah de deur voor je dichtslaat, opent hij die weer voor iemand anders. Jouw kans komt nog.’

Het tij is nu gekeerd voor Ahmed, 25 jaar, opgegroeid in één van de armste wijken van Rabat. Hij ontvangt me in zijn appartement, waar hij samenwoont met zijn Ierse vriendin Eve. Ze ontmoetten elkaar een jaar geleden. Zij zag in hem de jongen die hij is: vol levensenergie, intelligent en met een grote talenknobbel. Ze introduceerde hem bij haar NGO, waar hij nu een gewaardeerde kracht is. In vloeiend Engels staat hij me te woord.

‘De wijk waar ik vandaan kom noem ik ‘de beschaving’. Als je door de uitzichtloosheid, de criminaliteit, de verloedering heen kijkt, zie je het potentieel aan menskracht. De zwerver die uit de vuilnisbak etensresten vist, kan zomaar een hoogopgeleide ingenieur zijn.’

Volgens studies van de Marokkaanse overheid ligt het werkloosheidspercentage onder jongeren tussen de 25 en 34 jaar in de Marokkaanse steden ruim twee keer zo hoog als het landelijke gemiddelde: 26.2% tegen 11.6%. De situatie voor gekwalificeerde jonge stedelingen van lage sociale afkomst, met een baccalauréat-diploma of meer op zak, is nog een stuk grimmiger. Al ontbreken daarover precieze cijfers.

Dankzij hervormingen in het staatsonderwijs konden veel van deze jongeren uit de armere wijken de middelbare school doorlopen. Of, zoals voor Ahmed en zijn oudere zus geldt, het zelfs tot de universiteit schoppen. Ze zijn de hoop van de familie maar moeten als ze eenmaal de arbeidsmarkt betreden vaak een bittere pil slikken. Stijgen op de sociale ladder via onderwijs is in Marokko nog altijd een praktisch onhaalbare kaart.

Ahmed: ‘Mijn middelbare schooltijd was de mooiste periode uit mijn leven. Ik excelleerde in Engels en Frans, raakte geïnteresseerd in filosofie en literatuur. Maar mijn vertrouwen in de toekomst kreeg een flinke deuk toen mijn zes jaar oudere zus op zoek ging naar werk. Met haar bachelordiploma op zak was ze vast besloten bij te dragen aan het familie-inkomen, de 1200 DH (110 euro) die mijn vader per maand verdiende. Ze solliciteerde zich suf, maar al haar pogingen strandden. Mijn vader deed wat hij kon om haar te helpen. Betaalde de dure stempels en postzegels waar alle sollicitatieformulieren van moesten zijn voorzien. Gaf zelfs steekpenningen. Maar hij kende niet de juiste mensen. Het was weggegooid geld. Uiteindelijk besloot mijn zus om maar verder te studeren, in de ijdele hoop op die manier haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.”

Ahmed’s zus heeft haar rechtenstudie inmiddels afgerond. Maar een baan op niveau kon ze daarmee niet vinden. Ze werkt twaalf uur per dag, zes dagen per week, als beveiliger bij een hotel, voor een schamel loontje.

Ongeveer 70% van de Marokkaanse bevolking is onder de 35 jaar oud. Dit percentage zal in de toekomst toenemen, zo is de verwachting. Intussen is de economische groei te gering om genoeg nieuwe banen te genereren voor deze toestroom aan jonge mensen. Dat betekent moordende concurrentie onder het grote aantal opgeleide jongeren, de vrucht van de eerdere hervormingen in het onderwijsstelsel.

Vooral jongeren wier ouders niet de dure Franse of privé scholen kunnen betalen, die geschoold zijn in het publieke stelsel, delven het onderspit. De Marokkaanse overheid is zich terdege bewust van dit probleem. In analyses zoekt zij de verklaring in het staatsonderwijs, dat deze jongeren niet goed zou voorbereiden op de arbeidsmarkt. Werkgevers zouden liever kiezen voor kandidaten van de Franse of privé-scholen, omdat zij over meer kennis en betere vaardigheden zouden beschikken. Wat niet wordt benoemd is dat deze elitejeugd óók een beroep kan doen op betere connecties. En dat goede connecties essentieel zijn om te slagen in een maatschappij waar cliëntelisme de verhoudingen nog steeds voor een belangrijk deel bepaalt.

Ahmed: ‘Op een gegeven moment voerde ik niets meer uit op de universiteit. Wat voor zin had het? Niemand uit mijn omgeving, mijn zus voorop, leek ook maar iets te hebben aan een universiteitsdiploma. Ik was boos op het systeem. Gefrustreerd.’

Hij staakte zijn studie en ging op banenjacht, maar verviel van de ene in de andere teleurstelling. Hij beschrijft hoe een accountant hem een klus aanbood. Simpel typewerk, dat goed zou verdienen, al wilde de man daar niet specifiek over worden. ‘Ik trommelde een groep werkloze vrienden op, waaronder een aantal computer specialisten. We werkten zes weken lang tot in de vroege uurtjes, verbeterden zijn hele administratiesysteem. Zonder ook maar een greintje gewetenswroeging gaf hij mij na afloop voor deze klus 850 dirham (78 euro). Mijn vrienden kregen nog minder. Ze smeekten de man om dan tenminste een aanbevelingsbrief te schrijven, waar zij hun CV mee konden oppoetsen. Maar hij was onvermurwbaar.’

Deze ervaring was voor Ahmed de druppel. Hij gaf de strijd op. De criminaliteit lokte. Het had weinig gescheeld of hij was een erg donker pad ingeslagen. Zijn moeder kon hem er nog net van weerhouden.

‘En toen ontmoette ik op een mooie dag Eve en veranderde alles. Ik verdien nu relatief goed, ontwikkel me weer, voel me de koning. Terwijl wat ik nu heb eigenlijk zo doorsnee zou moeten zijn: een bescheiden inkomen en een eenvoudig appartement waar ik met mijn geliefde woon.’

maandag, oktober 02, 2006

Zeven uur ’s avonds en we rijden door een donkere en verlaten stad. Rabat lijkt veranderd in een spookstad. Maar we weten ook dat in miljoenen huishoudens familie en vrienden nu gemoedelijk bij elkaar zitten om het vasten te breken. Het is bijna iets om jaloers op te zijn. De sfeer van verbondenheid, de gemeenschapszin die de 'heilige maand' Ramadan met zich meebrengt.

Elf uur ’s ochtends en ik loop door een drukke winkelstraat. Uit automatisme grijp ik naar de waterfles in mijn tas voor een snelle slok. Dan besef ik….Ramadan!, kijk om me heen, alle café’s en restaurants gesloten. En niemand temidden van de winkelende menigte die ook maar iets van een handeling verricht die riekt naar orale consumptie. Zo onopvallend mogelijk neem ik toch een slok. Het voelt stiekem en verboden.

Half elf ’s avonds en we rijden terug naar huis van een etentje. Normaal een redelijk rustig tijdstip. Nu staan we nog net niet in de file. Volgepropte auto’s, lachende gezichten. Het stadspark één grote sociale trekpleister. Groepjes vrouwen die er gearmd flaneren, terwijl de mannen hen vanuit de bankjes gadeslaan.

Collectief afzien overdag, ‘s avonds feestelijk de schade inhalen. Indrukwekkend hoe een maatschappij een maand lang zo’n totaal ander ritme kan aannemen. Het schept een vrolijke sfeer van verbondenheid die ons westerlingen bijna vreemd is. De enige associatie die deze sfeer bij mij oproept is er één die een wel heel hollands referentiekader verraadt: de sfeer van koninginnedag, als elke landgenoot je vriend is, omdat je met elkaar het oranje gevoel deelt. Maar dat duurt maar één dag. En een nationale feestdag is heel wat anders dan een religieuze vastenmaand.