donderdag, december 18, 2008

Zelfs koning kan niet tornen aan Koran

De Marokkaanse koning Mohammed VI probeert de islam de moderniseren. En dat betekent schipperen tussen de liberale en conservatieve stromingen.

Gepubliceerd in Het Parool van 14 december 2008

Chatten met prominente religieuze geleerden, aansprekende imams op de buis, meer vrouwen als mourchidates (predikers) en als oelema (schriftgeleerden). Sinds de aanslagen te Casablanca van 2003 heeft koning Mohammed VI, leidsman van de gelovigen, een uitgebreid arsenaal aangesproken om Marokko’s gematigde Malekitische traditie beter te verankeren. Onlangs zette hij een volgende stap op die weg. In een handvest beloofden de koning-schriftgeleerden zich meer onder de mensen te begeven om hun geloofsgemeenschap en moskeepersoneel in religieus opzicht beter te kunnen sturen. Het imamcorps moet op hogere salarissen en betere sociale zekerheid kunnen rekenen. En voor de ‘Marokkanen in het buitenland’ kondigde de koning de komst van een regionale raad van oelema’s aan, die in Antwerpen zal zetelen.

Broodnodige hervormingen, vindt El Habib Choubani, parlementariër voor de vrome moslims van oppositiepartij PJD, de Parti de la Justice et du Développement (Partij voor rechtvaardigheid en ontwikkeling). ‘Zoals destijds in Europa de christelijke kerken niet meer aanspraken en in de marge belandden, zie je bij ons mensen in slaap vallen tijdens de vrijdagpreek’. Zonde, zegt hij, want de moskeeën stromen elke vrijdag weer vol. Marokkanen blijven aan de traditionele islamitische waarden hechten. ‘Oelema en imams moeten hun positie gebruiken om de bevolking te sturen in de dagelijks uitdagingen. Want onze godsdienst beperkt zich niet tot de mens als wezen en zijn God, maar spreekt over alle terreinen van het leven.’

Het oppoetsen van Marokko’s champ religieux is volgens Choubani vooral noodzakelijk om het morele verval in de samenleving te bestrijden. ‘Heeft ons systeem van religieuze inkadering de wijdverbreide corruptie kunnen tegengaan? Nee!’. Radicalisering voorkomen en de invloed van salafisten en wahabieten terugdringen is het doel waarmee het koningshuis de hervormingen doorvoert. Nog steeds doekt de politie met regelmatig al dan niet vermeende terreurcellen op. In september sloot de overheid de Koranschool van sjeik al Magroui. Diens ‘fatwa’ (in het algemeen een juridisch advies op basis van de koran) dat meisjes vanaf 9 jaar mogen trouwen omdat ze beter in bed zouden presteren dan vrouwen van 20, leidde tot een storm van verontwaardigde reacties in de media. De door de koning voorgezeten hoge raad van oelema’s, die het alleenrecht heeft op het uitvaardigen van fatwa’s, reageerde met een scherpe veroordeling. Het voorbeeld uit het leven van de profeet zelf, die in een geheel andere historische context met de negenjarige Aisja trouwde, mocht niet misbruikt worden.

Binnen het champ religieux is het schipperen voor de koning tussen liberale krachten, met als belangrijkste vertegenwoordiger de minister voor Religieuze Zaken, Ahmed Toufiq, en een conservatief establishment, dat een aantal invloedrijke oelema’s telt. In morele kwesties wil de koning niet te soft overkomen. Het recente verbod op een nummer van het Franse weekblad L’express is daar een voorbeeld van. In een artikel getiteld ‘le choq Mohamed-Jesus’ (de botsing Mohammed-Jezus) zou de islam onjuist zijn neergezet. ‘Als aanvoerder der gelovigen is het de rol van de koning bij dit soort kwesties op te treden’, vindt Choubani. ‘Anders hadden wij hem daar wel toe aangespoord.’

Oelema’s en parlement buigen zich momenteel over de vraag of Marokko’s moudawana, een moderne mengelmoes van islamitische en Franse rechtstradities, verder hervormd moet worden. Zo eist de vrouwenrechtenbeweging gelijkheid voor de vrouw in het erfrecht. Nu gaat een derde naar de dochter(s), en tweederde naar de broer(s). Volgens Choubani is dat ‘een salondiscussie’. ‘Wij pleiten voor een sterkere maatschappelijke participatie van de vrouw. Maar er zijn nou eenmaal biologische verschillen met de man. Als je het erfrecht aanpast, zou je ook onze voorschriften voor het huwelijk, de bruidschat en noem maar op moeten herzien.’

Touriya Lihia, een vrouwelijke oelema in Meknes, trekt er elk weekeinde op uit. ‘Bijvoorbeeld om vrouwen in afgelegen dorpen, waar meisjes vaak nog op hun dertiende trouwen, uit te leggen dat 18 de wettelijk vastgestelde leeftijd is.’ Dat er discussies worden gevoerd over aanpassing van het erfrecht noemt zij ‘propaganda’. ‘Dat kan niet, want de koran is er glashelder over. En aan de wet van Allah kan zelfs de koning niet tornen.’ De bepalingen zijn bovendien heel logisch, betoogt ze. ‘De moslimman moet zich financieel niet alleen over zijn vrouw, maar ook over zijn ongetrouwde zussen en dochters ontfermen’.

‘Aan het erfrecht kunnen we wel degelijk sleutelen, het is slechts een kwestie van ‘de juiste religieuze inkleding’ vinden, meent daarentegen hoofdredacteur Benchemsi in het kritische weekblad Tel Quel. Aanpassing is noodzakelijk, schrijft hij, omdat steeds meer vrouwen gelijkwaardig aan het huishouden bijdragen. ‘Koppel gewoon, zoals we eerder bij polygamie deden, aan de kernbepalingen uit de koran een setje strenge voorwaarden.’

PJDers kwalificeren de discussies over het erfrecht, maar ook bijvoorbeeld over de afschaffing van de doodstraf, als ‘import van westerse waarden’. Choubani: ‘uw levensstijl is niet de onze. We moeten niet uniform willen worden, diversiteit geeft de wereld juist kleur’. In de steden, zegt hij, leeft een elite, die volledig van culturele referentie is veranderd. ‘Zij wonen samen, trouwen daarna en kunnen elkaar dan zonder ook maar een greintje schuldgevoel bedriegen.’ Het zijn voor hem de lezers van bladen als Tel Quel en Le Journal, die regelmatig taboes in de samenleving proberen te doorbreken. ‘Deze elite vertegenwoordigt een ultra-minderheid’.

Tijdens een debat in Rabat over stereotypen in de Arabische en Westerse media, ter gelegenheid van de lancering van de Arabische radio van de Wereldomroep, wordt Choubani’s stelling bewaarheid. Emotioneel en verontwaardigd geeft het Marokkaanse journaille af op het gebrek aan ethiek in de Europese media. ‘Je drijft niet de spot met de profeet als je weet dat moslims dat niet waarderen. Respect, daar gaat het om’. Journaliste Sanaa Elaji van Nichane, Tel Quel’s Arabischtalige zusterblad, is de enige die naar de beeldvorming in de eigen samenleving kijkt. ‘Wij groeien op in de illusie dat we de absolute waarheid kennen. Daarom worden de anderen altijd als slecht geportretteerd.’ Ze pleit voor aanpassing van de schoolcurricula, maar blijkt een roepende in de woestijn. In haar woorden klinkt de strekking door van een recent artikel in Le Journal over het godsdienstonderwijs. De islam zou vanaf de kleuterschool tot op de universiteiten te veel als ideologie, en te weinig in haar relativiteit worden onderwezen.

Wij zijn niet zo als in Saoedi Arabie, zegt oelema Lihia. ‘De Marokkaanse islam is flexibel, als veranderingen maar rijmen met onze religie’. De wijdverbreide vrijere seksuele moraal onder jongeren is voor de oelema onacceptabel. Twee jaar geleden wees onderzoek van kwaliteitskrant L’économiste uit dat jongeren om de goede vrede te bewaren, massaal liegen tegen hun ouders. De psychische last van zo’n spagaat, het liegen, wat vindt Lihia daarvan? ‘Wie meer vrijheid zoekt, wil leven als Europeanen. Daarom is het fenomeen bij ons ontstaan. Over dit soort gedrag is de koran streng. Voor een ongewenste zwangerschap gelden bijvoorbeeld honderd stokslagen. Maar dat gebeurt nooit, want mensen verbergen het.’ Dus alles kan als je het maar verbergt? ‘Dan is het iets tussen jou en Allah.’

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie worden dagelijks in Marokko 600 illegale abortussen verricht. Sociologen, gynaecologen en de vrouwenrechtenbeweging pleiten voor betere seksuele voorlichting en een versoepeling van de abortuswetgeving. In de krant La Vie Eco zegt PJDer Othmani dat hij binnen de koran ook wel enige speelruimte ziet voor versoepeling. Eerder leidde een vergelijkbare discussie tot een betere rechtsbescherming van de ongehuwde moeder.

Schoorvoetend erkent oelema Lihia dat Marokko zich ‘ter bescherming van het kind’ aanpast aan bepaalde sociale realiteiten. Maar nadenken over een betere rechtsgelijkheid voor homoseksuelen is haar een stap te ver. ‘Hier leven geen homo’s. Weet je waarom? Omdat de islam alles verbiedt waar ziekten van kunnen komen. Arabische mannen vallen altijd op vrouwen’

‘Meegaan met de tijd’
Op het plein voor de lokale Raad van oelema’s, pal achter Rabat’s medinamuren, pauzeert de vierde lichting van Marokko’s imam- en mourchidate -opleiding. De 210 studenten, onder wie 60 vrouwen, ronden deze week hun laatste hoorcolleges en communicatietrainingen af. Daarna begint het blokken voor de eindtentamens, in vakken als theologie, vergelijkende godsdienstwetenschappen en psychologie. Al naar gelang hun eindscore, horen ze in januari waar in het land het Ministerie van Religieuze Zaken hen wil inzetten.

Karima Zouhair (36) gaf ter wille van de opleiding een baan op bij het familietribunaal van Rabat. ‘In mijn eigen omgeving en bij het tribunaal zag ik hoe slecht vrouwen hun rechten kennen. Jonge meisjes reageren verbaasd als ik uitleg dat ze voor de islam gelijk aan de man zijn.’ De vrouwen luisterden naar haar. Daar wilde ze iets mee doen. Als vrouw mag ze niet de vrijdagpreek leiden. Wel wordt ze klaargestoomd om vrouwen thuis, op school, in gevangenissen en ziekenhuizen religieus te begeleiden.

Ook buiten de moskee op pad gaan, dat is volgens de docent sociologie het credo voor deze nieuwe lichting voorgangers. De mensen moeten zich vrij voelen alles met hen te bespreken. ‘Kijk naar het straatbeeld. Vrouwen kunnen er nu bijlopen zoals ze willen. Er is meer vrijheid. Het is onderdeel van een nouveau esprit. Wel moeten de voorgangers risicovol gedrag, dat uitmondt in drugsgebruik, aids, et cetera, helpen voorkomen.’

Abdellatif Begdouri, kabinetschef van minister Ahmed Toufiq van Religieuze Zaken, en tevens verantwoordelijk voor de opleiding: ‘Tot nu toe hebben we 600 afgestudeerden uit eerdere lichtingen overal verspreid in Marokko kunnen inzetten. Een kleine groep voor een land dat 44000 moskeeën telt. Des te meer werk is er voor de afgestudeerden te doen. Ook bijvoorbeeld in het bijscholen van een oudere generatie imams.’

Abdou Gamoumen (23) kan niet wachten als imam aan de slag te gaan. Regelmatig oefent hij zijn preektechniek op medestudenten, en volgens studente Karima met succes. ‘Hij inspireert’. Straks hoopt Gamoumen radicalisering te bestrijden, maar ook mensen aan te spreken die ‘nu ver van de religie staan’. Het zou zonde zijn, zegt hij, als Marokkanen op een meer persoonlijke manier hun godsdienst gaan beleven. ‘De kracht van collectieve religieuze activiteiten is juist dat het een gemeenschapsgevoel kweekt.’ Karima voegt daaraan toe: ‘Als ik vijf keer per dag bid, me netjes aan de ramadan houd, wil dat niet zeggen dat ik niet vrij ben. Dat is een misvatting. Het is onze rol Marokkanen uit te leggen dat de islam en modernisering heel goed samen gaan. Zo wordt mij wel eens gevraagd of mijn comfortabele levensstijl, kinderen op een goede school, een auto, wel rijmt met de islam. De islam is juist een open godsdienst is, zeg ik dan, die meegaat met de tijd.’

donderdag, november 06, 2008

'De lange arm van Rabat' Religieuze inkadering

gepubliceerd in Vrij Nederland, week 45, 7-14 november.

In de Kamer werden afgelopen week vragen gesteld over veertig imams die ‘teruggeroepen’ zouden zijn door het ministerie van Religieuze Zaken in Marokko. ‘Allemaal vraaggestuurd.’

Al die ophef, Hakim el-Ghissassi begrijpt er weinig van. 'Het ging om een eendaags seminar voor imams uit verschillende Noord-Europese landen. Het seminar vond in alle openheid plaats en deelname was uiteraard vrijwillig,' verzucht de medewerker op het ministerie van Religieuze Zaken in de Marokkaanse hoofdstad Rabat. Doel van het seminar was, volgens El-Ghissassi, de imams te informeren over de meest recente hervormingen binnen de Marokkaanse islam en na te gaan hoe Marokko de religieuze gemeenschap in Europa beter van dienst kan zijn. 'Allemaal vraaggestuurd, niets is opgelegd,' benadrukt hij.

Het seminar past binnen het Marokkaanse beleid voor 'religieuze inkadering'. De islam naar gematigde Marokkaanse traditie zou migranten houvast bieden bij de integratie en voorkomen dat ze radicaliseren. In Nederland bestaat grote argwaan over 'de lange arm' van de Marokkaanse overheid. Ook deze 'inkadering' zou onderdeel zijn van Rabats pogingen de loyaliteit van migranten aan Marokko en de daarbij behorende geldstroom te garanderen.

Dit najaar stuurde Rabat 176 imams naar Europa om te preken tijdens de ramadan; zeven voorgangers gingen naar Nederland. Kamerleden van CDA en PvdA spraken van 'ongewenste bemoeizucht van een vreemde mogendheid'. Het is volgens El-Ghissassi allemaal één groot misverstand. 'De imams waren er puur om de Marokkaanse rituelen uit te leggen en religieuze vragen te beantwoorden.'

In Marokko komen staat en islam samen in de persoon van de koning. Hij leidt de hoge raad van oelema's (schriftgeleerden) die het alleenrecht heeft op het uitvaardigen van fatwa's. Samen met de minister van Religieuze Zaken stuurt de koning de plaatselijke oelema-raden aan om tot in de verste uithoeken van het land de 'juiste' islam te verspreiden en de invloed van radicalere stromingen - salafisten en wahabieten - terug te dringen. De koning moet daarbij vaak schipperen tussen conservatieve en meer liberale krachten. En hij beperkt zich daarbij niet tot de eigen grenzen. Zo kondigde hij recent de komst aan van een Europese raad van oelema's in Antwerpen, samengesteld uit Europese Marokkanen. El-Ghissassi ziet ook een rol voor Rabat bij het opzetten van Europese imamopleidingen. 'Die zijn nu te intellectueel, je moet ze ook in een traditie vastbeitelen.' Een traditie waarbinnen volgens hem alleen god mag oordelen of iemand een goede of slechte moslim is, en die een moderne interpretatie van de islam mogelijk maakt. 'Een imam uit de Marokkaanse school zal niet zeggen "ik baseer me alleen op de tekst". Nee, er is een context, een geschiedenis. Die nemen we in ogenschouw.'

Afspraak met God

Oujda, oktober. In de sobere vergaderzaal van de regionale raad van schriftgeleerden buigt president Mustapha ben Hamza, gepensioneerd hoogleraar, zich over een reeks naslagwerken uit 1936 van een Leidse professor die de hadith, de overleveringen over het doen en laten van de profeet, duiden. Zo kende hij Nederland: een tolerant land met vooraanstaande onderzoekscentra gericht op de islam dat de Marokkaanse islam nooit een strobreed in de weg had gelegd. 'Al twintig jaar gaan er imams en oelema's naar Nederland om vragen te beantwoorden. Het leidde nooit tot commotie. Waarom zouden jullie nu opeens bang moeten zijn voor onze islam?'

We zijn naar Oujda gereisd om een imam en een mourchidate (vrouwelijke imam) te ontmoeten die op voordracht van Ben Hamza's raad naar Nederland zijn gestuurd voor de ramadan. Oujda is een stad aan de voet van het Rifgebergte, vlakbij de grens met Algerije. Veel Nederlandse Marokkanen hebben hier hun wortels en keren er jaarlijks naar terug. Welke indruk heeft Benhamza, die zelf als schriftgeleerde regelmatig Europa en Nederland bezocht, van hun islam? Is radicalisering een risico? 'We zijn vooral bezorgd dat ze atheïst worden. Dat ze noch deugden uit de islam, noch die uit andere beschavingen respecteren. Daarnaast willen we dat ze de islam op een Marokkaanse manier praktiseren. Dat is in uw belang. Als een moslim de islam niet via de woorden van de oelema leert, dan kan wie dan ook komen om ze de islam uit te leggen.'

Voor mourchidate Naima Tabet (34) was het bezoek naar Nederland haar eerste reis buiten Marokko. Een van de redenen voor haar missie was 'om de gemeenschap uit te leggen wat ze verwaarlozen. Een echte moslim heeft vijf keer per dag een afspraak met God. De profeet heeft het gebed met de ruggengraat van een lichaam vergeleken. Als je dat laat gaan, kun je alles laten varen. Dan verzanden mensen in gedrag als liegen. Ik heb proberen uit te leggen dat als je teruggaat naar je Marokkaanse tradities en riten, je overal kunt leven.'

Goed voorbeeld


Abderrahim Dkhissa (50) is leraar en imam in het nabijgelegen stadje Aklim. Hij was al eerder in Europa geweest en praat enthousiast over zijn aankomst in Amsterdam. 'Er waren wel twaalf grote tafels buiten de moskee opgesteld. Daar zat een gemêleerd publiek van Marokkanen en Nederlanders, ook prominenten. De burgemeester van Amsterdam gaf een praatje, waarna een vrolijke, levendige discussie losbarstte, in het Nederlands.' Hij grijnst: 'Erg jammer dat ik er niets van verstond, maar die sfeer, heel tolerant.'

Net als mourchidate Naima Tabet bracht imam Abderrahim Dkhissa zijn twee weken in Nederland pendelend tussen een aantal moskeeën door. Ze zeggen allebei met klem dat ze zich van het ministerie niet in 's lands interne aangelegenheden mochten mengen.

Abderrahim wil de mensen vooral aanspreken op goed gedrag, voor hem een belangrijke prioriteit binnen religie. 'Bidden, naar de moskee gaan: dat is natuurlijk belangrijk, maar niet voldoende. Ik zeg: neem deel. Heb toegevoegde waarde in de maatschappij. Als zoon, als leerling, als ouder. Dat is ook een vorm van bidden. Leer om je doel te bereiken, bouw kennis op, ga werken.' Hij vond het zorgelijk in Amsterdam bij de vrijdagpreek, waar toch veel kinderen en jongeren op afkomen, imams te treffen die in Nederland wonen maar de taal niet spreken. 'Daar heb ik iets van gezegd.'

Hebben ze iets meegekregen van de ophef over mogelijke Marokkaanse spionnen of de rellen in Gouda? 'Daar heeft niemand mij iets over verteld,' zegt Naima. Abderrahim was wel op de hoogte. 'Ik heb gezegd dat ze een goed voorbeeld moeten geven, ver van dergelijke problemen moeten staan. Dat ze hun identiteit en tradities moeten behouden, maar ook de wet moeten respecteren van het land waar ze wonen. Het gaat om goed burgerschap.'

donderdag, september 04, 2008

'ze willen één stem horen'

gepubliceerd in het Parool, 3 september 2008

In zijn werkkamer in Rabat oogt Hassan Rachidi (51), directeur van Al Jazeera Marokko, ontspannen. Hij schuift het raam wat verder open en excuseert zich voor zijn roken. ''Een slechte eigenschap van journalisten.'' In afwachting van zijn hoger beroep, en omdat zijn persaccreditatie is ingetrokken, vult Rachidi, die ooit voor de Wereldomroep werkte en daar een Nederlands paspoort aan overhield, zijn dagen met mailen en de administratie. Zijn team mag wel sinds een week het land weer in om te filmen. Al is de autorisatie voorlopig één maand geldig.

Begin juni meldde de Qatarse zender dat in de zuid-Marokkaanse havenstad Sidi Ifni volgens lokale mensenrechtenorganisaties doden waren gevallen bij botsingen tussen de politie en demonstranten. Al Jazeera zond ook de ontkenning van de overheid uit, maar Rachidi moest alsnog voorkomen. Hij had de 'nationale eenheid' op het spel gezet; naast de islam en het koningshuis één van de heilige huisjes in Marokko's perswet.

Achmed Benchemsi, hoofdredacteur van het franstalige weekblad Tel Quel hangt al een jaar een gevangenisstraf boven het hoofd omdat hij in een commentaar twijfelde aan de oprechtheid van de wens van Mohammed VI Marokko te democratiseren. Eerder kreeg het Arabischtalige zusterblad Nichane een publicatieverbod en hoge boete voor het publiceren van populaire moppen over de voormalige koning en de profeet Mohammed.
Weken beheerste de rechtszaak van Rachidi de koppen in de Marokkaanse pers. 'Al Jazeera gemuilkorfd'. Of juist: 'wie wil Marokko destabiliseren? Marokkanen waren voor of tegen hem. Op 11 juli ontsnapte hij aan een gevangenisstraf, maar kreeg wel een boete van 4500 euro opgelegd voor 'het verspreiden van valse informatie' die destabiliserend had kunnen werken.

Waar liep het mis? Volgens Rachidi vanaf september vorig jaar, tijdens de verkiezingen. ''De autoriteiten beschuldigden ons ervan de islamisten te veel aan het woord te laten. Ten onrechte, want wij dicteren onze kijkers niet hoe ze moeten denken. Wij kiezen geen partij. Onze hoofdredactionele lijn schrijft voor dat we altijd de twee kanten van een verhaal moeten tonen. Maar het is lastig in de Arabische wereld daarin een balans te vinden. Mensen willen slechts één stem horen.''

De relatief grote persvrijheid in Marokko was voor Rachidi reden om begin 2000 in Doha te pleiten voor het lanceren van een regionaal nieuwsbulletin vanuit Rabat. ''Marokko is het enige land in de Maghreb waar de regering niet het monopolie op de audiovisuele media heeft. De Europese pers is overal verkrijgbaar.''

Hij roemt de zich steeds uitbreidende Marokkaanse pers, elke maand verschijnen nieuwe titels op de markt. In 2003 kregen zijn plannen groen licht. ''De Marokkaanse autoriteiten hebben ons vanaf de allereerste dag goed ontvangen.''
Die presenteerden de komst van de satellietzender trots als bewijs van openheid.

In november 2006 werd het eerste Maghreb nieuwsbulletin een feit. Het programma trok al snel een miljoenenpubliek. Hoe hij dit succes verklaart? ''Wij hadden altijd al veel kijkers in de Maghreb, maar ons nieuws ging nooit over hen.'' Rachidi wilde de Arabieren van Libanon tot Soedan laten zien wat in de Maghreb speelt, maar ook de Noord-Afrikanen een spiegel voorhouden. De problemen van dichtbij benaderen.

Ook op andere manieren ziet hij zijn Journal du Maghreb het medialandschap veranderen. ''In Marokko kun je geen kranten uit buurlanden kopen. Niemand kent elkaar. De landen richten hun aandacht traditioneel op Europa, de VS en het Midden Oosten. Na onze uitzending over de verkiezingen in Mauritanië, begonnen de Marokkanen zich plots voor dat land te interesseren. Ook de Marokkaanse en de Algerijnse TV stuurden er daarna een ploeg heen. Toen wist ik dat ons project voor toenadering kan zorgen. En dat is onze rol als journalist.''

Rachidi erkent dat de grote invloed van Al Jazeera voor de overheid reden is de zender extra in de gaten te houden. Haar verwijt dat het nieuwsbulletin te zeer de zwarte kant van de Marokkaanse actualiteit belichtte, kwam aan. ''Marokko heeft op veel terreinen vooruitgang geboekt. Daar moesten we ons misschien meer voor interesseren.'' Inderdaad, na deze kritiek deed hij bewuster zijn best ook de positieve ontwikkelingen aandacht te geven. ''Dat zie ik niet als een handicap. Het werd ons niet opgelegd. Maar soms let je niet op zaken die toch ons werk hier kunnen faciliteren.''

Het mocht niet baten. De spanning was al te hoog opgelopen. Dat zijn rechtszaak er alle schijn van heeft vooral een politiek proces te zijn, is een stelling waar Rachidi niet op ingaat. Zijn verontwaardiging richt zich op de juridische fouten. ''Ik ben er nog steeds van overtuigd dat wij geen enkele professionele misstap hebben begaan.''

Daarom is hij ook tegen de uitspraak in beroep gegaan. Hij bestrijdt het verwijt dat Al Jazeera te traag de overheidsontkenning van doden in Sidi Ifni meldde.
''Wij hebben deze ontkenning vanaf de allereerste berichtgeving meegenomen. Het bewijs staat op cd. Maar de rechter weigerde die te bekijken.'' Zijn vertrouwen in het juridische apparaat heeft hij desondanks niet verloren, zegt Rachidi.
''Ik denk dat er wijzen in dit land zijn geweest, die beseften dat er een juridische fout is gemaakt en deze wilden corrigeren. Daarom kreeg ik geen gevangenisstraf.''

Op 10 september moet Rachidi weer voorkomen. ''Tot die dag doe ik als De Gaulle en geef ik tijd aan de tijd. Dit is een periode van reflectie. Voor de Marokkanen, voor Al Jazeera. Het is nooit te laat om fouten te corrigeren.''

donderdag, juli 24, 2008

Persvrijheid Marokko. Konings wil is wet

Over bepaalde zaken schrijf je niet, vinden journalisten.

Artikel verschenen in de Pers, 21 juli 2008

Marokko: ‘persvrijheid in 2008 verslechterd’, ‘Marokkaanse journalisten nooit helemaal veilig’. Het zijn de alarmerende conclusies van Reporters Without Borders naar aanleiding van de rechtszaak tegen al-Jazeera-Marokko directeur Hassan Rachidi. Die ontsnapte onlangs aan een gevangenisstraf maar kreeg wel een boete van 4.500 euro voor ‘het verspreiden van valse informatie die destabiliserend had kunnen werken’. De Qatarse satellietzender meldde vorige maand dat tijdens rellen in de Zuid-Marokkaanse havenstad Sidi Ifni bij botsingen met de politie demonstranten waren omgekomen. Ook zond al-Jazeera diezelfde dag de ontkenning van de autoriteiten uit.

Respect voor de koning, de islam, je land; voor veel journalisten is het de meest natuurlijke zaak – het gaat om nationale trots – en daarom schrijven ze over bepaalde kwesties niet. Doen ze dat wel, dan riskeren ze hoge boetes, een gevangenisstraf of een verbod op beroepsuitoefening. Volgens veel journalisten heeft dit echter niets met censuur te maken.

Toch is de Marokkaanse pers verdeeld over de vraag of de aanklacht tegen al-Jazeera gerechtvaardigd was of niet. Veertiger Mustapha Khalfi, hoofdredacteur van het invloedrijke islamitische dagblad Attajdid heeft weinig moeite met de ‘rode lijnen’ in Marokko’s perswet. ‘De vrijheid van meningsuiting impliceert niet dat je het recht hebt discriminatie te bevorderen of religie aan te vallen’, zegt Khalfi. ‘Zo staat dat ook in de universele mensenrechtenverklaring van de VN.’ Attajdid, gelieerd aan de islamistische partij PJD en toonaangevend in het religieuze debat, riep als eerste Marokkaanse krant op tot geweldloos protest tegen de Deense karikaturen, waarna de overheid prompt demonstraties organiseerde. Maar Attajdid noemt het proces tegen al-Jazeera een schending van de persvrijheid. Khalfi: ‘Het was een politiek proces dat meer te maken had met de spanning tussen al-Jazeera en de Marokkaanse overheid, dan met de berichtgeving over Sidi Ifni’, zegt hij. ‘De zender handelde professioneel.’

‘Bepaalde grenzen moet je gewoon niet overschrijden’, reageert journaliste en twintiger Bouchra Azour van het staatspersbureau MAP (Maghreb Arabe Presse). ‘Dat is geen zelfcensuur, maar een professioneel bewustzijn.’ In zijn berichtgeving volgt MAP strikt de overheidslijn.

Opvallend was dat internationale media, die het nieuws van al-Jazeera over de vermeende doden overnamen, niet voor hoefden te komen. Heel begrijpelijk, zo legt een Marokkaanse journalist uit die de aanklacht steunt. ‘Al Jazeera heeft in Marokko enorm gewicht. Denk aan hoe CNN tijdens de eerste Golfoorlog de beeldvorming volledig domineerde, terwijl je lang niet alles kon geloven. Er zijn mensen die Marokko naar beneden willen trekken, omdat sensatiejournalistiek verkoopt.’

Bij het MAP tikt journaliste Bouchra stevig door aan haar artikel over Sarkozy’s plannen voor een Mediterrane Unie, waarvan het koningshuis groot voorstander is. Intussen geeft de redacteur Koningszaken de eerste berichten door van de vier koningscorrespondenten over het bezoek van de Spaanse premier Zapatero aan Mohammed VI.

Die middag nemen koningsactiviteiten de gebruikelijke prominente plek in binnen MAP’s berichtenstroom. In de wereld van Marokkaanse journalisten is de koning altijd aanwezig.

dinsdag, juni 24, 2008

Verlof

Sinds februari 2008 ben ik met zwangerschaps/ouderschapsverlof, maar vanaf juli ga ik weer op pad voor verhalen.

Voor Marrakech liefhebbers: in het mei/juni nummer van AM Magazine staat een reisreportage over Marrakech die ik samen met fotografe Caroline Alofs maakte.

woensdag, januari 09, 2008

'Marokkaan is niet etnisch crimineel’

Parool 28 december 2007


‘Als mensen zich bewust zijn van hun culturele achtergrond, zijn ze
minder vatbaar voor ontsporing,’ zegt Mohammed Ameur (48) in Rabat.
Daarom wil ‘de minister voor de Marokkanen in het buitenland’, liefst
met de Nederlandse regering, het onderwijs aan Nederlandse Marokkanen
in de Arabische taal, cultuur en godsdienst intensiveren.



Na zijn benoeming kreeg Mohammed Ameur uit Nederland heel wat felicitaties. “In heel Europa heb ik familie. Dus ben ik opgegroeid met hun problemen.” De politicus van de socialistische USFP zegt ongeduld te voelen. “Om de wens van de koning en die van de regering uit te voeren.” Dat Marokko probeert te voorkomen dat migranten en hun nakomelingen hun culturele en religieuze identiteit verliezen, terwijl zij de Marokkaanse nationaliteit niet mogen opgeven, stuit vooral onder tweede- en derdegeneratie-Marokkanen in Nederland op kritiek. Marokko zou te zeer greep op hen willen houden, niet willen accepteren dat zij nu elders burgers zijn geworden. “Dat wij migranten in hun oorspronkelijke taal en cultuur willen onderwijzen, wil niet zeggen dat wij willen dat ze terugkeren,” zegt Ameur. “Wij willen Marokkanen in het buitenland juist helpen daar beter te integreren. Ik zou graag zien dat Marokko zich met de autoriteiten in de gastlanden inspant om cultuuronderwijs te bevorderen. Hoe wil je voorkomen dat jongeren in extremisme en terrorisme vervallen als je ze
hun culturele basis ontzegt? Wil je dat ze ten prooi vallen aan al die
destructieve groeperingen?”

“De gemeenschap geeft geregeld aan behoefte te hebben aan religieuze sturing. Ik wil beter aan die wens voldoen. Wij sturen imams die speciaal daarvoor zijn opgeleid, die een open en tolerante islam uitdragen. Je moet op dit terrein geen leegte achterlaten, waar groeperingen in kunnen springen met ideeën die niets met de islam en zijn geschiedenis of de behoeften van moslims te maken hebben.”“Nederland heeft er belang bij dat Marokko meehelpt ontsporingen te voorkomen. In Vlaanderen zijn we bezig een Marokkaans-Vlaams cultureel centrum op te zetten. Ook om een reëler beeld van ons land neer te zetten. Wat dat betreft valt in Nederland ook veel werk te verzetten. Moslims, Marokkanen en terroristen zijn termen die te vaak met elkaar
worden verward, of zelfs hetzelfde betekenen.”

Na de moord op Theo van Gogh zijn in Nederland politici op het toneel verschenen met een polariserende boodschap. Hoe volgt Marokko deze discussie? “Het is zo gemakkelijk te zeggen dat alle problemen waar een land mee kampt, van buitenlanders komen. Dat zagen we Le Pen in Frankrijk ook doen. Maar gelukkig hield hij geen stand.”

“De meeste burgers zien wel in dat het verkeerd is daden van individuen te koppelen aan hun achtergrond. Onze godsdienst is een tolerante en ik ken Nederland als een multicultureel en tolerant land. Buitenlanders, ook Marokkanen, hebben actief bijgedragen aan de opbouw van Nederland. Die inspanning moet worden erkend. Daar waar ze problemen ondervinden, moeten ze met kalmte, wijsheid en geduld worden geholpen.”

Een grote groep Nederlandse Marokkanen heeft zijn plaats gevonden. Tegelijkertijd kampt Nederland met een groep jongeren die zich achtergesteld voelen, problemen veroorzaken en in criminaliteit vervallen. “Het is waar dat een belangrijk deel van de gemeenschap in de schaduw leeft. Het is van groot belang jongeren extra begeleiding te bieden bij hun scholing en bij hun pogingen toegang te krijgen tot de
arbeidsmarkt. Je moet hen in staat stellen hun levensomstandigheden te verbeteren.”

“Ik denk dat die criminaliteit overdreven wordt. Overal zie je dat dergelijke ontsporingen het gevolg zijn van sociaal-economische omstandigheden. Kijk naar de banlieues in Frankrijk. Je moet de daden van die jongeren niet in verband brengen met hun achtergrond. Dan verval je in racisme, in xenofobie. Dan ga je ervan uit dat bepaalde etnische groepen een bepaald soort gedrag vertonen.”

“Tegelijkertijd zie ik een heel positieve tendens bij Marokkanen in Nederland. Veel meer dan in andere Europese landen ontstaat daar een elite, die zich in uiteenlopende beroepen profileert. In het bedrijfsleven, als ondernemers, in de literatuur, de sport, de politiek. Deze elite kan een belangrijke rol spelen bij het verkleinen van de kloof tussen deze jongeren en de samenleving.”

Tweede Kamerlid Geert Wilders trok openlijk de loyaliteit van staatssecretaris Ahmed Aboutaleb in twijfel, omdat hij ook een Marokkaans paspoort heeft. “Die dubbele nationaliteit is juist een troef! In uw land en in zo veel andere landen bestaan zo veel gemeenschappen met een dubbele nationaliteit. Je moet dat als een verrijking zien. Het brengt landen en beschavingen juist dichter tot elkaar.”

Maar waarom staat Marokko Nederlanders van Marokkaanse afkomst en hun nakomelingen niet toe zich van hun Marokkaanse nationaliteit te ontdoen? Laat die mensen kiezen, zei PvdA-Kamerlid Khadija Arib als lid van de Marokkaanse werkgroep die de koning adviseerde. “De Marokkanen in het buitenland die ik ken, zelfs die van de tweede en derde generatie, hechten zeer aan hun achtergrond. Een paspoort staaft die band. Ik zie het probleem gewoon niet. Waarom zou je mij, als ik netjes mijn belasting betaal en participeer in het maatschappelijke leven,een troef ontnemen? Waarom zou je de banden tussen een gemeenschap en haar wortels verbreken? Ik denk dat dát juist voor instabiliteit zal zorgen.”

Het geld dat de Marokkaanse diaspora overmaakt en investeert, is goed voor tien procent van het Marokkaanse bruto nationaal product. Nederlandse Marokkanen blijven wat dat betreft wat achter. Bent u van plan speciale maatregelen te treffen om investeringen aan te trekken?“Dat mensen zo veel geld overmaken en elke zomer naar Marokko komen, bewijst hoezeer zij zich verbonden voelen met Marokko. Maar hun rol in onze economie is nog onvoldoende en dat geldt niet alleen voor Nederlandse Marokkanen. We willen daar wat aan doen door het investerings- en ondernemingsklimaat te verbeteren.”“Nu concentreren de investeringen zich vooral op de regio Rabat. We willen dat mensen juist in de gebieden waar ze vandaan komen,
investeren. Dat hebben ze wel gedaan, maar dan vooral in vastgoed. Dat had een enorme symbolische waarde. Een eigen huis bouwen, waar je elk jaar terug kunt komen. Ik wil vooral investeringen aanmoedigen in onze groeisectoren, die werk genereren: de landbouw, de industrie, het toerisme. We moeten de juiste instrumenten bieden aan mensen die bij willen dragen aan Marokko’s ontwikkeling, maar in hun nieuwe land
willen blijven wonen, maar ook aan die mensen die definitief naar Marokko willen terugkeren en verzekerd willen zijn van een succesvolle economische integratie.”