donderdag, februari 01, 2007

Kritiek op islam en koning taboe

De grenzen van de persvrijheid in Marokko
(artikel verscheen in aangepaste vorm in de Pers van 31 januari jl.)

Een selecte groep van vooral in Europa opgeleide journalisten tart in Marokko de grenzen van de persvrijheid. Officiële rode lijnen verbieden nog steeds kritiek op de koning, de islam, en Marokko’s optreden in de Westelijke Sahara. Toch schopt deze groep regelmatig tegen de heilige huisjes aan. Dat moet mogelijk zijn in een Marokko dat zegt verder te willen democratiseren, is haar credo. De overheid wil Marokko’s reputatie als één van de meest hervormingsgezinde Arabische landen niet te veel schaden. Maar zij wil ook haar positie beschermen en conservatieve en islamitische krachten paaien. De vorige week afgeronde rechtszaak rondom de twee journalisten die terecht stonden voor een publicatie over populaire moppen, symboliseert deze koorddans.

‘Ken je die mop over de koning die bij de hemelpoort komt…..?’ Zo begon één van de grappen die journaliste Sanaa Al-Aji van het weekblad Nichane opsomde in een themanummer over de maatschappelijke betekenis van volksgrappen. In die moppen speelden ondermeer de voormalige koning Hassan, de profeet Mohammed en de seksuele prestaties van Marokkanen een hoofdrol.

Dat spotten met de islam de gemoederen in de Arabische wereld behoorlijk kan verhitten, bewezen de Deense karikaturen. Ook het openlijk beledigen van de koning is in Marokko taboe. Elke volwassen Marokkaan herinnert zich nog maar al te goed hoe critici van koning Hassan zonder pardon in martelkamers verdwenen. Zijn zoon Mohammed VI, die in 1999 de troon besteeg, brak met deze praktijken. Onder zijn bewind namen de democratische vrijheden aanzienlijk toe.

Eerder schreef Nichane over de hypocrisie rondom de vastenmaand ramadan. Een gedurfde onderwerpkeuze waar ook het Franstalige zusterblad van Nichane, Tel Quel, en het weekblad Le Journal niet voor terugdeinzen. Zo schreef Tel Quel ondermeer over het salaris van de koning en probeerde de redactie feit en fictie te onderscheiden in Marokko’s territoriale claims bij de grens met Algerije en in de Westelijke Sahara. De drie weekbladen vormen het boegbeeld van de kritische en vrije Marokkaanse pers. Tel Quel en Le Journal worden gelezen door een kleine liberale elite die het Frans goed beheerst. Nichane bestaat sinds september en heeft potentieel een groter bereik, omdat het in het Marokkaanse dialect verschijnt. Het gros van de overige pers is spreekbuis van de overheid of een politieke partij. Dan zijn er nog een paar onafhankelijke kranten die niet verder gaan dan het aankaarten van de wijdverbreide corruptie of falend regeringsbeleid.

Tel Quel en Le Journal krijgen regelmatig hoge boetes voor smaad of belediging naar aanleiding van klachten van particulieren. Younès Mjahed van de Syndicat Nationale de la Presse Marocaine, de journalistenvakbond: ‘dat de rechters zulke hoge boetes opleggen, is verdacht. Daar zit de overheid achter, die de bladen eens in de twee drie maanden een tik wil geven.’ Persvrijheid ala, zolang journalisten maar niet met ophitsende verhalen de eenheid van het land en de gevestigde belangen in gevaar brengen. 18 januari nam de hoofdredacteur van Le Journal ontslag omdat hij de hoge boete van 270 duizend euro, die hem in december was opgelegd, niet kon betalen. In zijn hoofdredactionele commentaar gaf hij bijna wekelijks fikse kritiek op de koning en zijn regering.

Terug naar de moppen in Nichane. Pas een week na de publicatie, op 15 december, ontstond een felle discussie op een islamitische website over het artikel. De journalisten en haar hoofdredacteur Driss Ksikes hadden Allah en zijn profeet beledigd en verdienden straf. Islamisten aan de universiteit van Kenitra organiseerden protestacties. De journalisten ontvingen doods bedreigingen en werden door de overheid extra beveiligd.

Toen ook de Marokkaanse raad van godsdienstgeleerden (dat valt onder het machtige ministerie van Islamitische Zaken) en parlementariërs uit Koeweit een klacht bij de koning indienden, kwam diens rol als aanvoerder der gelovigen in het geding. De Golfstaten zijn Marokko’s belangrijkste buitenlandse investeerders. Ze zitten met miljarden in grootschalige bouwprojecten, ondermeer in de toeristenindustrie. Bovendien is 2007 een verkiezingsjaar waarin de puriteins islamitische Parti de la Justice et Développement wel eens een overwinning zou kunnen behalen. De koning kan het zich dus niet veroorloven zijn islamitische ‘credentials’ te verspelen.

Ondanks openbare excuses van Nichane tegenover ‘iedereen die zich door het artikel beledigd had gevoeld’, legde premier Driss Jettou 20 december het blad een verschijningsverbod op in afwachting van een rechterlijke uitspraak. Hij beriep zich op de perswet die de mogelijkheid biedt publicaties te verbieden als ze in strijd zijn met de openbare orde en goede zeden.

Nu kreeg de overheid een storm van binnenlands en Westers protest over zich heen uit de hoek van de voorvechters van persvrijheid, helemaal nadat op 8 januari de openbare aanklager Sanaa Al-Aji en Driss Ksikes exorbitant hoge eisen oplegde; boetes tot 100.000 dirham (9000 euro), gevangenisstraffen van 3 tot 5 jaar en een verbod van beroepsuitoefening. Ook vroeg hij om definitieve sluiting van Nichane.

Op 15 januari veroordeelde de rechter de journalisten uiteindelijk tot drie jaar voorwaardelijke gevangenisstraf en een boete van 7220 euro wegens ‘belediging van de islam en het koningshuis.’ Nichane mocht twee maanden niet verschijnen. Opluchting onder de voorvechters van persvrijheid. De straffen vielen mee in vergelijking met de hoge eisen van de openbare aanklager. Maar ook tevredenheid in islamitische kringen, die de rechtszaak zagen als bevestiging dat met de islam niet gespot mag worden. De regering prees zich dat ze een escalatie van de affaire had weten te voorkomen.

Om Marokko’s Westerse sponsoren gerust te stellen benadrukt de regering dat een nieuwe perswet in voorbereiding is die het moeilijker moet maken journalisten op te sluiten. Younès Mjahed, onderhandelaar daarover namens de journalistenvakbond: ‘die nieuwe wet zal de situatie misschien een beetje verbeteren. Maar zolang de overheid haar houding niet verandert, en zij nog steeds via het strafrecht een schrijfverbod kan opleggen, zal er niets wezenlijks veranderen’.

Geen opmerkingen: